Toen we in 2002 bezig waren met de vergunning voor onze camping, werden we continu bestookt met nieuwe redenen om die af te wijzen. Zo moesten we ineens aantonen dat er voldoende water was voor de brandweer, ingeval van brand op het terrein. Onbegrijpelijk, we zaten aan de rivier- altijd water- , het veld was toen nog een “onbrandbare” prairie én er liep een kanaaltje over de volle lengte van ons terrein. Maar dat was nog niet voldoende, we moesten beslist een aansluitpunt voor de brandweer maken, zei de toenmalige wethouder. In 1956 was de schuur van onze boerderij afgebrand en sindsdien verzochten de buurtbewoners tevergeefs om zo’n “ brandpunt”.
Maar ja, dat kostte € 150.000,-. Dat geld had de gemeente niet…tot ze een slachtoffer vonden, iemand die deze rekening wel kon voldoen. Gelukkig hadden we toen al hulp van de voorzitter van de campingfederatie, Michel, die meteen gehakt maakte van de wethouder. Het ging er in dat gesprek hard aan toe: “U weet heel goed dat dit niet een verantwoordelijkheid is van een gewone burger. En als u dit niet gelooft, bel ik zelf wel even met de departementale brandweer, die directeur ken ik persoonlijk.” We zagen de wethouder toen voor onze ogen ineenschrompelen.
Michel suggereerde de aanwezigheid van het kanaaltje uit te buiten. Daarom moest ik naar de voorzitter van de associatie die dat beekje beheerde en die de door te laten hoeveelheid water bepaalde. Ik moest aan hem een schriftelijke verklaring vragen dat, ingeval van brand, dit water gebruikt mocht worden. En daardoor kwam ik voor het eerst in de Moulin de l’Aube, die toen nog in bedrijf was als walnotenoliefabriekje. Hoe bijzonder dat was, drong nauwelijks tot me door, ik zag alleen een heel donkere werkplaats. Wilde ook eigenlijk alleen maar zo snel mogelijk een attestation van de molenaar hebben. Dat hij met zijn werk stopte, kreeg ik alleen mee toen we een jaar later met onze eigen walnoten naar een oeroude fabriek in Crest moesten.
Tot mijn verrassing was de oude molen van Die bij de Open Monumentendagen van 2017 ineens te bezichtigen. Het blijkt om een uniek industrieel monument te gaan. Deze molen is ergens in de 17e eeuw in gebruik genomen. Het waterrad, aangedreven door water dat vanuit de bergen naar beneden kwam, werd gebruikt voor een houtzagerij, het malen van graan en het verwerken van walnoten tot olie.
Drie generaties van een familie hadden het gebouw in 2015 gekocht en waren nog niet verder gekomen dan alles schoon te maken. Dat was al een hele klus, knoei zelf maar eens wat olie over de grond..
We keken onze ogen uit. Dat begon buiten al, met het oude waterrad. Ik vond het prachtig, ook al was het verval goed zichtbaar. Het hydraulische systeem, om het rad te laten werken, bestond ook nog, maar gehavend. Binnen waren alle machines bewaard gebleven en zelfs in goede staat.
Het is interessant dat door zo’n watermolen ineens weer een stukje van de historie van Die bekend wordt. Er hebben in totaal langs het Canal des Fondeaux 8 molens en 19 fabrieken gestaan. Er werd bijvoorbeeld linnen gemaakt en verwerkt, wol ontvet enzovoort.
Die bedrijven maakten allemaal dus gebruik van dat stromende water. Een paar van die gebouwen staan er tegenwoordig nog steeds, in gebruik als woonruimte, kantoor of verzamelgebouw voor kleine bedrijven.
Toen wij in 2017 de molen bezochten, was er al een een miellerie, een honingmakerij, in het pand gevestigd, L’Abeille du Vercors. Het laatste deel van die naam zegt het al: de verschillende soorten honing komen exclusief van planten uit het Parc Naturel du Vercors. En deze honing is dus in hun winkeltje te koop.
Binnen zijn de machines inmiddels gerestaureerd en nu is het waterrad aan de beurt. Na de ontmanteling was de slechte staat ervan goed zichtbaar. Vrijwilligers helpen met de opknapbeurt en ook met het inzamelen van de benodigde financiële middelen. Immers, privébezit wordt niet gesubsidieerd.
Het is de bedoeling om uiteindelijk, ergens in 2020, alle machines weer te laten draaien op waterkracht. En dan wordt er ook weer meel gemaakt en walnotenolie.
Maar ik hoop – en verwacht- dat het in het komende toeristenseizoen wel open zal zijn voor bezichtigingen. Dan sta ik graag met mijn neus vooraan.