Laat ik beginnen met de opmerking dat dit beslist niet mijn opvatting is. Maar af en toe hoor ik verhalen van collega’s in de branche die het tegendeel bewijzen. Een mooi voorbeeld.
Een camping in deze regio is al jaren in handen van Nederlandse eigenaren. Daar is in de loop der tijden een groep vaste gasten ontstaan, meestal met een jaarplaats. In het begin ging het om mini-caravans, met elektra voor een beetje verlichting en een koelkast. Tegenwoordig staan er vaste, houten “voortenten”, waarin hele keukens zijn gebouwd met magnetron, oven, Senseo enzovoort. Dat veroorzaakt natuurlijk een steeds grotere belasting voor de elektriciteitsvoorziening. Als je dan met twee ”grootverbruikers” op 1 paal zit, springt regelmatig de stroom eruit en vliegen de buren elkaar in de haren. Als campingeigenaar heb je dan meteen een aantal problemen op je bord: de kemphanen uit elkaar halen, de stroom regelen en nadenken over hoe je dit een volgend jaar gaat voorkomen. De oplossing is simpel: een nieuw elektriciteitsnet aanleggen, iedere vaste gast op een aparte meter en de standen aan het begin en aan het einde van het seizoen opnemen. Dan betaalt iedereen voor het eigen gebruik en als de stroom eruit valt heb je het zelf gedaan. Maar probeer zoiets maar eens te regelen met mensen die er al jaren staan…
Gelukkig kennen wij dit probleem niet, wij mogen geen caravans op een vaste plaats laten staan. Zelfs onze huurcaravan gaat in de winter naar binnen. Je moet er toch ook niet aan denken om een plek een half jaar aan dezelfde gasten te verhuren: voor je het weet heb je de tuinkabouters op je veld staan…Nee, geef mij maar de gasten die hier een paar weken zijn. Die komen –meestal- het volgende jaar fris en vrolijk weer terug.
Een andere collega is “gerant”, beheerder van een camping. Twee maal per dag is hij er aanwezig, voor de schoonmaak, voor een praatje, voor de broodbestelling etc. In noodgevallen kunnen mensen hem bellen, hij woont er namelijk vlakbij. Hij geeft op een bord aan of er nog vrije plaatsen zijn en waar die zich bevinden. Op een bepaald moment komt een vaste gast aan, zonder te hebben gereserveerd. Ja, dan is het niet leuk om voor het bordje “complet” te staan. Daar deinst deze gast echter niet voor terug: die belt onze collega tijdens de siësta wakker en heeft meteen een suggestie om de camping anders in te delen, zodat er nog een plek voor hem vrijkomt. Dat was dus het verkeerde advies op het verkeerde moment! Foei, wat was ons vriendje boos!
Ook hier hebben wij geen last van, we hebben gewoon geen officiële plattegrond. Regelmatig moeten we in discussie over ons idee dat de camping echt vol is. Mensen zien namelijk de grote plekken en vinden dat daar wel meer personen bij kunnen. Daar hebben ze gelijk in, alleen doen wij dat niet. Als wij vervolgens praten over een acceptabele belastbaarheid van het sanitair, begrijpen de meeste Nederlanders het wel. Bij de Fransen voegen we eraan toe: onze vergunning laat het niet toe.
Dat wil niet zeggen dat het bij ons alleen maar Halleluja is. Wij hebben veel gasten die we ieder jaar graag terug zien. Maar bij een enkeling denken wij ook wel eens: Nu is het genoeg geweest, ga maar eens naar een andere camping, kijken of je het daar meer naar je zin hebt.
Bijvoorbeeld: ik werk me drie slagen in het rond voor de table d’hôte, de pizza’s enzovoort. Op een bepaalde maandag spreek ik de bestelling in voor de bodems van de pizza. De vertegenwoordiger belt me zelfs terug: Heb ik goed verstaan dat je 12 dozen wilt?? De levering komt niet, zoals gebruikelijk, op dinsdag. Op donderdagmiddag krijg ik argwaan en bel met het bedrijf. Een simpele reactie: we hebben geen voorraad meer.
Inmiddels kan ik heel goed boos worden in het Frans, maar ik maak daar geen pizzabodems mee. Dus kondigen we op vrijdag aan dat er maandag geen pizza’s gebakken kunnen worden, door leveringsproblemen. De suggestie van 3 vaste gasten dat ik “zeker geen zin heb om ze te maken”, schiet mij echt in het verkeerde keelgat. Het is zo’n groepje waarbij dit jaar niks deugt: het restaurant waar ze vorig jaar aten, de buren die ze nu hebben, onze bar die niet vaak genoeg open is…Wat een verademing is het dan als anderen het allemaal wel waarderen.
Een teleurstelling kan ook met verwachtingen te maken hebben, dat geldt zowel voor ons als voor de gasten. Als mensen in jaar 1 aan alles meedoen, table d’hôte, pizza, jeu de boules, stadswandeling enzovoort, dan verwacht je min of meer een soortgelijk gedrag in jaar 2. Maar wat als ze hun baan kwijt zijn, iets naars in de familie hebben meegemaakt, voor de vakantie een dure uitgave hebben gedaan of simpelweg constateren: we doen het anders dan vorig jaar..Gelukkig hebben mensen zelf het recht om te beslissen hoe ze hun vakantie willen inrichten en hoe ze met hun geld willen omgaan.
Maar…ook wij hebben de vrijheid om dingen anders te doen. Het werk is nog net zo leuk als in het begin en het liefst zouden we alles gewoon zo laten als het is. Maar onze spankracht neemt beetje bij beetje af. Vijf keer in de week koken voor gasten, iedere avond de bar open…dat trekken we al lang niet meer. Als een vaste gast dan zegt: vroeger was alles beter, dan heeft ie wat dat betreft gelijk. Ieder jaar moeten we de grasmat na het seizoen volledig herstellen, vandaar dat plastic onder tenten en caravans nu strikt verboden is. Iedereen waardeert het dat het hier mooi is, maar het plasticverbod, dat valt niet overal in goede aarde. Gelukkig mogen wij dat wel zelf bepalen..
Soms gaan mensen echt te ver. We hebben nogal wat gasten die tijdens hun verblijf hier boeken voor het volgende jaar. Vaak gaat dat goed, maar door omstandigheden wijzigen de data nog wel eens. De een krijgt een blindedarmontsteking, een ander wil op de heenreis een kind bezoeken, een derde wil eerst de geboorte van een kleinkind afwachten. Al deze mensen mailen keurig dat ze wat later komen en dat de kosten voor hun rekening zijn ( waarop wij uiteraard ons best doen om die plek “voor hen” dan toch de vrijkomende dagen te verhuren). Minder plezierig is het als gasten jaar in, jaar uit voor 3 weken reserveren en zich nooit aan de afgesproken aankomst- of vertrekdatum houden. En dan opmerken: “ Het is zo’n mooie plek, die verhuur je wel weer.” Links en rechts veroorzaken ze een gat in de planning en constateren dan verbaasd “dat ik minder leuk doe”. Gek he?
Maar in 9 van de 10 keer is een vaste gast geen last, maar juist een lust. De maatstaf daarbij is niet het genereren van veel omzet, maar wel de gezelligheid die ze meebrengen. Een praatje komen maken, een advies vragen over een te maken tocht, aanbieden of men iets mee kan brengen van de markt. Voor de laatste gemeenschappelijke maaltijd een hapje vooraf maken, een cadeautje toch?
Of andere attenties. Mensen weten dat ik gek ben op nieuwe recepten. Dan is het toch reuze lief dat ze de Allerhande voor me meebrengen? Of de vaas van Fleur en Bruni die al het hele seizoen de stamtafel gezellig maakt. En Maartje zit een paar dagen voor haar caravan te haken aan een mutsje, voor mij eentje met een blad van een Mûrier en voor adoptiezus Fleur een Roos erop. Ook grappig: een fysiotherapeut waarmee we in Nederland 25 jaar badminton hebben gespeeld, hoort van mijn beginnende Ischias. Geen probleem: ga maar even liggen op de eettafel. Ik krijg meteen een zeer stevige massage ( deed echt zeer!), en ik ben direct van de ellende af.
En omdat we op dit moment zo’n fantastisch stel vrijwilligers hebben, maken we zomaar voor onze lol nog even een plaatkoek voor de mensen die samen met ons de laatste week van dit seizoen ingaan.
Een vaste gast een last?? Nou, niet bij ons dus.
PS. De volgende column komt rond 8 oktober.